‘il Re Nebbiolo’

De Koning van de Piemontese druiven

De nebbiolo is de bekendste druif uit Piemonte. Vermoedelijk vindt hij zijn oorsprong in Piemonte, maar historici zijn daar niet helemaal van overtuigd. Toch is de druif al honderden jaren aangeplant in de regio. De oorsprong van de naam verwijst naar het Latijnse nebbia, wat mist betekent. Volgens sommige auteurs verwijst de naam naar de mist die in het najaar, tijdens de oogst, opstijgt van de rivier Tanaro. Anderen beweren dat de naam verwijst naar de grijs-witte schijn op de rijpe druiven. De eerste sporen van de aanplant van nebbiolo gaan terug tot de 14de eeuw. In 1303 wordt de druif genoemd in Roero en in 1431 staat hij vermeld in een archief van het dorp Serralunga. Het is niet de meest aangeplante druif maar hij zorgt wel voor de beroemdste wijnen van Piemonte. De beste voorbeelden zijn Barolo, Barbaresco, Gemme, Roero en Gattinari, allen erkend als DOCG en meestal volledig uit nebbiolo gemaakt. De druif wordt ook geteeld in andere delen van Piemonte en ook op sommige plaatsen in Lombardije. In overzeese gebieden zoals Australië en Californië experimenteren sommige wijnboeren met de nebbiolo, maar nooit slagen ze erin om de Piemontese stijl of kwaliteit te benaderen.
In sommige streken van Piemonte komt hij onder een synoniem naar voren zoals spanna in de provincies Novarra en Vercelli, picutener in Canavese of chiavennasca in de Valtellina regio. Er zijn drie klonen van nebbiolo: lampia, rosé en michet. De belangrijkste kloonselectie gebeurt hoofdzakelijk met lampia en michet, die de betere wijnen leveren. Beiden zijn goede druiven, maar de voorkeur gaat naar lampia omdat deze kloon voor de meest evenwichtige wijnen zorgt. Soms wordt nebbiolo vergeleken met de Bourgondische pinot noir omdat de schil weinig kleur afgeeft, maar tevens omdat je met nebbiolo niet doet wat je wilt. Het is geen gemakkelijke jongen en hij vraagt een zorgzame wijnbouwer (net zoals de eigenzinnige pinot noir in Bourgogne).
In de meeste wijngaarden wordt deze weelderige groeier hoog geleid volgens de Guyotmethode, met gemiddeld 10 à 12 trossen. Om een goede oogst te verzekeren wordt hij kort gesnoeid en veel wijnbouwers grijpen ook in tijdens de zomer met een “groene oogst” waarbij loof en enkele druiventrossen worden verwijderd, zodat de rest beter zal ontwikkelen en rijpen. De nebbiolo is een laatbloeiende druif en trage rijper en daardoor uiterst gevoelig voor vorst in het najaar. De trossen zijn compact met opvallend kleine druifjes en zijn dikke schil bevat stevige tannines. Het is een druif die baat heeft bij een lange rijping. De “koning” van de Piemontese druiven dankt zijn faam aan zijn fijne complexe aroma’s, de stevige smaak en het grote bewaarpotentieel. Kenmerkende aroma’s zijn teer en rozengeuren en de grootste wijnen krijgen met het ouderen een heerlijke volronde smaak die soms subtiel zoet aanvoelt. Een smaak die veel wijnproevers in vervoering brengt en het hoogste genot biedt. Op zijn best is hij op de zuidelijk gerichte hellingen ten zuiden van Alba. Uiteraard spreelt hier ook ondergrond, het terroir een zeer grote rol.
De schil bevat veel polyfenolen, toch wordt de kleurintensiteit voor een groot stuk bepaald door de vinificatiewijze. Sinds het begin van de jaren negentig is de kwaliteit van wijnen op basis van nebbiolo ongelooflijk toegenomen. Veel wijnbouwers hebben jarenlang gezocht naar de juiste manier van werken om de taaie nebbiolo in het gareel te krijgen. Daarin verschillen heel wat wijnboeren van elkaar. In Barolo en Barbaresco zweren sommigen bij een moderne wijnstijl met korte, maar intense schilmaceratie, anderen houden aan de traditionele manier met lange inweking van de schillen en nog anderen laten hun wijn lange tijd rijpen in kleine eiken vaten. De zogenaamde modernisten laten hun wijn gisten in roestvrijstalen tanks onder temperatuurcontrole. Traditioneel werd wijn uit de nebbiolo gelagerd in reusachtige houten fusten, de beroemde Botte uit Slavonisch hout, maar meer en meer doen de kleine Bordelese barriques hun intrede in de wijnkelder.
In een volgende bijdrage benaderen we het terroir van Barolo. De regio heeft een oorsprong die teruggaat naar een grote binnenzee, die miljoenen jaren geleden gevormd werd. Daardoor is de appellatie opgedeeld in 2 bodemtypes, die het gebied in twee splitst: de Helvetische en Tortonische bodems van Barolo. De Helvetische regio omvat dorpen als Serralunga, Castilgione Falleto en een groot deel van Montforte d’Alba. De Tortonische regio omvat de dorpen La Morra, Barolo en Novello. Het verschil in bodem zorgt voor verschillende wijnstijlen. Hou de website in het oog…